over Wim Strijbosch

Wim Strijbosch en zijn lyrische expressie in grafiek en vrij werk

Wim Strijbosch werd geboren op 2 december 1928 te Amsterdam. Op zijn 17e verliet hij het ouderlijk huis en betrok een pand aan de O.Z. Achterburgwal. In de moeilijke periode na de oorlog probeerde hij de kost te verdienen met het beschilderen van kralen en houten meubels.

In 1947 begon hij een 2-jarige studie grafische vormgeving aan het Instituut voor Kunstnijverheids­onderwijs IvKNO, waar hij les kreeg van Mart Stam en Mark Kolthoff met wie hij goed bevriend raakte.

Via andere bevriende kunstenaars Wagemaker en Rooskens werd hij in 1951 lid van de vereniging Creatie. Strijbosch, vanaf het begin aanhanger van de zuivere abstractie, paste goed binnen deze groep van kunstenaars die de zichtbare werkelijkheid als bron verwierpen. Hij wordt tot die kunstenaars gerekend die aan composities van lijn en kleur een emotionele betekenis toekennen en de verbondenheid met het kosmische weergeven, zoals te zien is in zijn werk uit de periode rond 1950.

In zijn Composition d’un mouvement directe komt een poëtische expressie naar voren = die doet denken aan het werk van Paul Klee – waar op een zacht gekleurde ondergrond met pen en Oost-Indische inkt lijnen zijn aangebracht. De pennenstreken zijn overwegend verticaal geplaatst en worden overlapt door halfronde en horizontale lijnen. Ontstane halfopen en gesloten ruimten zijn met pasteltinten ingekleurd. Hoewel Klee’s invloed ook in zijn latere werk is aan te wijzen, onderzocht Strijbosch toch op eigen wijze van expressie de mogelijkheden van materiaal, vorm en kleur.

Streven naar beheersing van ruimtelijke werking op het platte vlak is af te lezen uit een pastelserie uit 1952. In deze abstracte composities worden in een rechthoek min of meer geometrische vormen verwerkt. Op drie zijden van de rechthoek zijn afgeronde rechthoeken geplaatst die een uitsnijding hebben. Deze vormen lijken gedeeltelijk doorboord door kleinere afgeronde rechthoeken die in de uitsnijding van de grotere vormen zijn gestoken. Alle vormen zijn omkaderd met een dikke blauwe omtreklijn op donkerblauw fond. De vormen zijn voornamelijk ingevuld met geel, groen en grijs. Een zwart omrand wit vierkantje en een rood rechthoekje vormen een fel contrast binnen deze abstracte compositie. In ‘52 begon Strijbosch aan zwart-grijs-wit composities die gebaseerd zijn op geometrische or­dening. In deze composities wordt de ruimtebeheersing op een haast architectonische wijze opgelost: op een grijs fond zijn met Oost-Indische inkt bundels diagonale lijnen aangebracht die elkaar op één punt snijden. Door hierover heen geplaatste horizontale en verticale lijnen ontstaan vlakjes. Veel van deze composities zijn geheel of gedeel­telijk doormidden gedeeld waardoor de suggestie van een horizon ontstaat. Doordat het snijpunt van de grootste bundel lijnen op deze horizon is gelegen en door invulling van de vlakjes met witten en grijzen ontstaat een illusionair perspectief. Deze dieptesuggestie wordt weer direct teniet gedaan door benadrukking van plat vlak (vergelijkbaar met werken van Vieira da Silva).

Deze experimenten met ruimtewerking en plat vlak zijn ook in kleur uitgewerkt. Hierbij is het uitgangspunt- elkaar snijdende lijnen waardoor geometrische vlakken ontstaan – gehandhaafd. De horizon is echter verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een meer besloten ruimtesuggestie die door grotere kleurvlakken in lichte tinten wordt ver­kregen. In een olieverfschilderij op doek uit ‘53 zijn de elkaar kruisende lijnen weggelaten, terwijl de resultaten – de vlakjes – zijn gebleven. Deze compositie is volledig opgebouwd uit kleurvlakjes die naar de zijden van de rechthoek groter worden.  Door kleurgebruik en dieptewerking wordt associatie met een stadsgezicht aan zee gegeven.

Uit ‘53 stamt een serie  olieverfschilderijen die eveneens een geometrische opbouw hebben, maar nu juist het platte van het doek benadrukken. Deze abstracte composities worden gekenmerkt door een geometrische orde­ning van rechthoeken in verschillende tinten blauw. De rechthoeken zijn hier en daar diagonaal doormidden gesne­den waardoor er overlappingen ontstaan die met andere blauwtinten zijn ingevuld. Over deze schildering zijn maan en cirkel vormen aangebracht die lijken te zweven. Deze werken, die een bijna magisch abstracte sfeer ademen, geven een overgang naar een vrije schildering aan. Het is opmerkelijk dat deze serie overeenkomst vertoont met een werk uit ‘53 van Jaap Nanninga, eveneens lid van Creatie.

In 1954 maakte Strijbosch een aantal werken die niet langer op een geometrische opbouw berusten; deze hebben een schilderachtige ondergrond waarover met zwart of donkere kleur een abstracte tekening is gemaakt. Deze expressieve schilderijen roepen associaties op met werk van Ouborg en Corneille. Goed mogelijk dat Strijbosch, die veel bewondering had voor het werk van deze Creatie leden, door hen werd geïnspireerd tot vrijere expressie.

Deze ontwikkeling is duidelijk af te lezen uit een serie gouaches uit 1954 waarvoor Strijbosch in dat jaar de Koninklijke Subsidie ontving. In deze gouaches zijn op een schilderachtige ondergrond vogelfiguren getekend die met heldere kleuren zijn opgevuld. Deze werken die weer herinneren aan Klee’s lyrisch abstracte schilderingen, verraden Strijbosch’ affiniteit met grafisch werk.

Strijbosch was vanaf ‘54 op een breed terrein als beeldend kunstenaar werkzaam. Van 1954 tot ‘57 werkte hij op de reclameafdeling van De Bijenkorf te Amsterdam. Gedurende deze periode verzorgde hij de typografie; affiches, etalages, brochures e.d.

In 1955 ontving Strijbosch de reclame jaarprijs van het Genootschap voor reclame voor zijn verdiensten op dit terrein. Strijbosch geniet dan ook vooral bekendheid als graficus. Naast het werk voor De Bijenkorf, ver­zorgde hij ook affiches en catalogi voor instanties, verenigingen en tentoonstellingen.

Vanaf ‘54 hield Strijbosch zich naast zijn vrije- en gra­fische werk ook bezig met decorontwerp voor toneelgroep Test. Onderlinge vriendschappen met Creatie leden resulteerden veelal in samenwerking. Zo verzorgde hij met W. Crouwel en K. Keus respectievelijk decors, kostuums en maskers voor de opvoering van Peer Gynt in de Amsterdamse Stadsschouwburg in 1954. Strijbosch’ decors sloten qua opbouw en compo­sitie goed aan bij zijn Cobra-achtige werk uit deze periode.

Met Wim Crouwel, die evenals Strijbosch een woonboot bewoonde aan het Jaagpad, zou hij meermalen tentoonstellen en ver­schillende projecten uitvoeren. Zo werkten zij samen aan het paviljoen Sociale Flitsen voor de tentoonstelling E 55 te Rotterdam, waarvoor zij onder meer telefoonboxen en paviljoen-entree ontwierpen.

In 1955 was Strijbosch nauw betrokken bij de oprichting van Liga Nieuw Beelden en vervulde in de jaren van het bestaan een bestuursfunctie.

Zijn bijdrage voor de tentoonstelling Architectuur en Beel­dende Kunst in 1955 laat zien dat hij naast de meer expres­sieve trant ook voortborduurt op de geometrische orde­ning. In deze tentoonstelling van de Liga werd integratie van architectuur en plastische kunsten in een museale ruimte getoond. Strijbosch maakte een wandschildering die berustte op een collage van uitgeknipte fotofragmenten. Hierdoor ontstond een compositie van geometrisch gevormde kleurvlakken en met contourlijnen aangegeven geometrische vormen.

Ook in zijn vrije werk zijn vorm en kleur als ruimte bepalende factoren aanwezig. De geometrische vormen zijn nooit exact meetkundig; ze zijn altijd uit de hand geschilderd waardoor zij expressiever lijken. In een serie aquarellen uit ‘56 wordt een geometrische ordening door cirkels en diagonalen bepaald. Deze ordening van diagonaal doorsneden kleurvlakken zijn ook gehanteerd in een olieverf­schilderij uit 1958. Hier is de verftextuur beeldbepalend. De vlakken zijn op verschillende manieren opgevuld waar de schilderwijze uit is af te lezen.

In een ander werk uit ‘58 is dit eveneens het belangrijkste uitgangspunt ge­weest. Dit is geheel uitgevoerd in rood waarbij de verftextuur de tekening aangeeft.

Strijbosch’ preoccupatie met kleur komt naar voren bij de tentoonstelling Kleur van Liga Nieuw Beelden in 1958. Strijbosch zat in de organisatie en kreeg voor zijn affiche internationale erkenning.

Zo werkte hij mee aan de nieuwe kleurencollectie voor Sikkens-lakfabrieken waarvoor een kleurenwaaier werd ontworpen. Op de tentoonstelling waren drie gelijkvormige ruimten te zien die door kleurtoepassing van respectievelijk Strijbosch, Kholiang Ie en Armando heel verschillende ruimtewerking kregen.

In tegenstelling tot de twee andere schilders probeerde Strijbosch de oorspronkelijke ruimtewerking zoveel mogelijk te handhaven door vermijding van ruimtelijke optische effecten.

Verlegging van grenzen van het vlak naar de drie­dimensionale ruimte komt ook tot uitdrukking in een ontwerp dat hij met Crouwel maakte voor de tentoonstelling Hart van Brabant in ‘59 te Tilburg. Zij ontwierpen het Paviljoen van de provincie Noord-Brabant. Het ontwerp bestond uit een open gaanderij en tent van wit plastic in de vorm van een halve bol. In de pers oogstte dit ont­werp veel waardering.

De beheersing van architectonische ruimten werd ook weer­spiegeld in zijn decorontwerpen. Strijbosch was regelmatig betrokken bij uitvoeringen van de experimentele toneelgroep Test. In tegenstelling tot de avant-gardistische opvoeringen werden zijn decors in de pers juist positief gewaardeerd. Deze soms ‘briljant’ genoemde ontwerpen waren nooit geo­metrisch van opzet en sloten meer aan bij zijn expres­sieve abstracte vrije werk.

Vanaf 1960 waren de werkzaamheden van Strijbosch divers, naast vele bestuurlijke functies en docentschappen was hij tot zijn overlijden in ‘68 voorzitter van het Nationaal Comité Nederland van de AIAP. Naast de decors, grafisch werk en vrij werk voerde hij diverse monumentale opdrachten uit, allen in een lyrisch expressieve trant.

Tekst uit 1988 schrijver Elmira van Doorn